Niet alleen ‘vieren’ we dat slavernij is afgeschaft, maar we erkennen vooral ook slavernij en dat wat daarmee is aangericht. Nederland, en ook Groningen, heeft een grote rol gespeeld in de slavernij van de 16e tot de 19e eeuw. Een rol dat het mogelijk heeft gemaakt dat ruim één miljoen tot zelfs twee miljoen mensen zijn verhandeld, verscheept en ontmenselijkt. Er zijn geen slaven, maar uitsluitend tot slaaf gemaakten. Slavernij is niet slechts gebeurd, het is niemand overkomen, het is mensen aangedaan - het is mensen door mensen aangedaan.

Het is belangrijk dat we dit erkennen - dat we het complete verhaal van onze geschiedenis erkennen. Een geschiedenis kan alleen erkend worden als we er weet van hebben. Dat is dan ook de reden dat wij samen met andere partijen hebben gevraagd om onderzoek te doen naar het Groningse slavernijverleden en de rol van het Groningse bestuur daarin. De rol van Nederland is veelal wel bekend, maar dat Groningen daarin ook een niet te onderschatten aandeel heeft gehad vaak niet.

Door middel van deze motie, en dus het onderzoek, kunnen we dat rechtzetten. Dan kunnen we, en moeten we, hierin in onze verantwoordelijkheid nemen. Vooral ook juist omdat institutioneel racisme heeft kunnen ontstaan en groeien tot aan vandaag. Het slavernijverleden kunnen we niet ongedaan maken, maar we kunnen wel degelijk institutioneel racisme tegen gaan.

Jij, ik, onze ouders of onze grootouders hebben geen rol gespeeld in de slavernij, maar Groningen als stad, als gemeente, wel. Het is dan ook aan Groningen, haar raad en haar bestuur hier verantwoordelijkheid voor te nemen. Wetende dat slavernij, en tot slaaf gemaakten, hebben bestaan omdat Nederland en Groningen dit mede mogelijk hebben gemaakt, zouden excuses een vanzelfsprekendheid moeten zijn. Het is gebeurd, het had niet mogen gebeuren. Het is aangedaan, Groningen heeft dit mede aangedaan. Als we dit weten, moeten we dit erkennen. Als we dit erkennen, moeten we zeggen: "Het is aangedaan, dat had nooit gebeuren. En dat spijt ons!"